dinsdag 5 juli 2011

Babyboomer wordt wijzer

LISETTE THOOFT - Volkskrant


Als jongere was de babyboomer idealistisch, toen werd hij cynisch en nu hij oud wordt, wordt hij eindelijk wijs.
Is de babyboom de meest idealistische generatie uit de wereldgeschiedenis, zoals Tijn Touber in deze krant beweerde (Opinie & Debat, 28 juni)? En werden velen van ons daarna tegen hun zin opgeslokt door de economie? Dat is te veel eer, vrees ik. Er is iets anders aan de hand.

De tijdgeest wordt al sinds een halve eeuw voornamelijk bepaald door de generatie geboren tussen 1946 en 1964, domweg doordat wij altijd met zovelen waren en dat zijn we nog steeds. Ook nu nog zie je de geboortepiek na de oorlog terug in de bevolkingscijfers van het CBS: er zijn 234.000 mensen van 64 jaar oud en 200.000 van 32. En er zijn 248.000 vijftigjarigen, tegenover 203.000 van 25 jaar.

Die babyboomgeneratie, die als een bult door de bevolkingscijfers loopt, veranderde toen ze ouder werd. Niet de babyboomers werden tragisch opgeslokt door de voortrazende economie, nee, de economie ging harder razen omdat de babyboomers zich erin stortten. Kwestie van ouder worden.

'Het kind is realist, de jongeling idealist, de volwassene cynicus en de grijsaard mysticus', volgens Goethe. Jongeren zijn idealistisch, omdat ze wel de intelligentie hebben om te zien wat er allemaal mis is in de wereld, maar nog niet weten hoe moeilijk het is om het zelf beter te doen. Toen wij jong waren, stond de vlag in de hele maatschappij op 'idealistisch'.

Hoewel, het moet gezegd, veel van onze idealen draaiden om genot. Rechten zonder plichten, vrijheid zonder verantwoordelijkheid. Maar geld belangrijk vinden was taboe, evenals hechten aan trouw. Seksuele bevrijding, feminisme, milieu, daar ging het om. En vooral: het afschaffen van alle soorten hiërarchie. We kunnen er nog steeds blij mee zijn.

Intussen werden we volwassen, en cynisch. De ervaring wees uit: een betere wereld neuk je niet zomaar bij elkaar. De desillusie sloeg toe en we focusten vooral op onszelf. Geld bleek toch wel prettig voor ons ik-project. 'Als je op je twintigste niet links bent, heb je geen hart', hoorde je vaak, 'maar als je het op je veertigste nog bent, heb je geen hersens.'

We lieten ons hart voor wat het was en gingen onze hersens gebruiken. De jaren tachtig en negentig brachten de opkomst van het ik-tijdperk, de teloorgang van sociale verbanden, de schaamteloze zelfverrijking van de sluwsten onder ons, de hebzuchtige ideologie van het neoliberalisme. De huizenmarkt werd als een plofkip uit de bioindustrie, door al die babyboomers die van huis naar huis hun kapitaal vermeerderden. 'Boomeritis' noemt de Amerikaanse filosoof Ken Wilber het narcisme van de babyboomers. De grondhouding ervan is: 'niemand heeft iets over mij te zeggen.'

Die houding heeft inmiddels onze hele samenleving doortrokken. Ook jongeren zijn erdoor beïnvloed. Velen van hen hebben als enig ideaal: rijk en beroemd worden. Ze worden te jong volwassen, zou je kunnen zeggen.

Maar nu zijn we in de overgang. De voorste rand van de babyboombult bereikte rond de eeuwwisseling de vijftig en schuift langzaam op naar de zestig. Wat betekent dit? Concreet: een sterke afname van geslachtshormonen. Vrouwen bereiken de menopauze en mannen krijgen te maken met een scherp dalende testosteronproductie: de beruchte 'penopauze'. De voortplanting is niet meer dat alles doordringende bevel van binnenuit dat het in onze vruchtbare jaren was.

Dat werkt door in onze emoties en onze kijk op de wereld. Onze competitiedrang - die uiteindelijk terug te voeren is op seksuele competitie - neemt af, vanzelf. We worden gevoeliger: de weerstand wordt zwakker, fysiek, maar ook emotioneel. Cynisme gaat een beetje pijn doen. Je hebt steeds meer alcohol nodig om erin te blijven geloven. Soms slaat de existentiële wanhoop toe, dwars door alle pantsers heen. Waar gaat het eigenlijk om in het leven? Waarop zal ik trots zijn als ik straks op mijn sterfbed lig?

En waarachtig, er komt ruimte voor een spiritueler kijk op de zaken, in de hele samenleving. De kerken lopen lekker leeg, maar daarbuiten bloeit het spirituele leven. Vooral mindfulness, op het boeddhisme geïnspireerd, mag zich in een enorme belangstelling verheugen.

Zijn we op weg om mystici te worden, volgens Goethes ontwikkelingsleer? Wat betekent dat dan precies? Voor zover ik kan zien (maar ik ben pas 58) gaat het in spiritualiteit om het relativeren van het 'ik'. Het doorzien van de vergissing dat je van een ik-project gelukkig wordt. Mystici zeggen zelfs dat het hele zelf een illusie is, dat er in werkelijkheid alleen maar één stromende, vloeiende, veranderende eenheid van alles en allen is. Voor ons, ik-gerichte babyboomers, een enorme ommezwaai. Maar als het lukt, en dat besef de tijdgeest gaat bepalen, kunnen we nog mooie tijden beleven.

Lisette Thooft is publicist. Op 15 juli verschijnt haar boek Spiritueel door de overgang. Nu de babyboomers in de overgang komen, komt er ruimte voor een spiritueler kijk op de zaken. Zijn ze op weg om mystici te worden?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten