dinsdag 26 mei 2015

Moet ik een leraar hebben?

Door: Edel Maex

Waarom is het toch altijd zo moeilijk? Twee minuten voor ik de deur uitga om in onze zengroep een toespraak te houden over de vraag: ‘Moet je een leraar hebben?’ kijk ik, uit pure verslaving, nog even op het Boeddhistisch Dagblad en ik lees de open brief van enkele vipassanaleraren over het seksuele wangedrag van hun leraar. Actueler kan dus niet.

Het is een onderwerp waarover ik de voorbije maanden met veel mensen van gedachten gewisseld heb. Moet je een leraar hebben? En wat maakt iemand dan leraar? En wat maakt dat onderwerp dan zo gevoelig?

Op een manier is de vraag de moeite van het stellen niet waard. Als ik iets wil leren is het interessant om iemand te hebben die mij dat kan leren. Als ik appeltaart wil leren bakken kan ik iemand het recept vragen. Dan wordt die persoon mijn appeltaarleraar. Daarmee kan ik het uiteraard nog niet. Ik zal het mezelf vervolgens eigen moeten maken. Dat kan niemand in mijn plaats doen.

Waarom is dat in zen, en overal waar het over religie of spiritualiteit gaat, zoveel moeilijker? Spiritualiteit en religie zijn uiteraard veel kwetsbaarder dan appeltaart. Ik ken, behalve verliefdheid, niets wat iemand zo diep kan raken. Niet voor niets is in de minnemystiek de verliefdheid de ultieme metafoor voor de mystieke ervaring.

Er is ook niets wat iemand zo uit de bol kan doen gaan en alle redelijkheid en controle doen verliezen. Hadewychs brieven aan haar medezusters staan vol waarschuwingen. Het is een materie om met grote voorzichtigheid en respect te benaderen. ‘Fools rush in where angels fear to thread’, schreef een andere mysticus, William Blake.

Maar van waar het ‘moeten’ in de vraag? Ik kan mij voorstellen dat iemand graag appeltaart wil leren maken, maar ik heb nog nooit iemand ontmoet die vond dat hij appeltaart ‘moest’ kunnen maken.

In mijn werk als psychiater word ik dagelijks met ‘moeten’ geconfronteerd. Mensen die vinden dat ze moeten veranderen. Ik moet meer voor mezelf opkomen, minder negatieve gevoelens hebben, niet zo afhankelijk zijn van het oordeel van anderen … Mensen die het daarenboven maar normaal vinden dat iemand anders hen dat zegt. ‘Moet ik in therapie?’

De wereld van de psychotherapie zit vol moetens. Het vindt zijn oorsprong in de Freudiaanse psychoanalyse die eind 19de eeuw startte als een behandeling voor neurologische aandoeningen maar in de 20ste eeuw snel evolueerde naar een persoonlijkheidstheorie met een bijbehorend ideaalbeeld van de ‘gezonde’ persoonlijkheid, een ideaalbeeld waaraan geen mens kan voldoen. Het beeld van de mens die zijn blinde vlekken doorzien en geïntegreerd heeft, wiens libido ongehinderd en vrij door zijn lichaam stroomt, die autonoom zijn eigen beslissingen neemt.

Prompt is ieder van ons gestoord, neurotisch. Het erge is dat als we lijden, dat we dan denken dat het daar dus aan ligt. Als we maar aan dat bovenmenselijk ideaal konden beantwoorden, dan zouden we niet langer lijden. Wat is er toch mis met mij?

Lijden is onze condition humaine. Het is geen persoonlijk falen. Het leven houdt zich nu eenmaal niet altijd aan onze verwachtingen. Lijden vraagt zo mogelijk om een oplossing, indien niet mogelijk om een wijs omgaan met de onvermijdelijkheid ervan. Als we lijden gaan zien als een persoonlijk tekortschieten, zetten we onszelf in een uitzichtloze, machteloze, hopeloze positie.

In dat klimaat is het boeddhisme het Westen binnengekomen, met een nieuw ideaalbeeld, dat van de verlichting. Wat is het resultaat van een chemische reactie tussen een mateloos gevoel van tekortschieten en een onbereikbaar ideaal dat raakt aan het meest kwetsbare in ons? We herkennen bij een leraar iets waar we ten diepste naar verlangen. Prompt denken we dat we de bron van ons mateloos tekortschieten gevonden hebben en dat die leraar dat ideaal wel bereikt heeft… en we zijn verloren.

Een mooi Freudiaans woord voor een kenmerk van de verliefdheid is ‘Sexualüberschatzung’. Als je zelf verliefd bent, heb je dat niet door. Als iemand op jou verliefd wordt, waar je zelf niet van moet hebben, valt het meteen op. Wat ziet die in mij? Als je allebei verliefd bent ontstaat er iets ongelooflijk heerlijks tot …. tot de werkelijkheid zich weer aandient. Dan wordt het een zaak van elkaar weer als kwetsbare onvolmaakte mensen leren zien.

Hetzelfde kan gebeuren met een leraar. Het boeddhisme leent er zich ook een beetje toe. Door de afwezigheid van een God komt het hele gewicht op de leraar te liggen. In China of Japan wordt de abt van een klooster inderdaad symbolisch gezien als de levende belichaming van de Boeddha, doorheen een ononderbroken transmissie. Maar zoals een parochiaan hier vroeger wel doorhad dat de pastoor in het beste geval een brave mens was, maar zeker geen heilige, zo heeft de gemiddelde Aziaat door dat de abt wel symbolisch de Boeddha is, maar daarom nog niet verlicht.

Wat een kick moet het geweest zijn voor sommige Aziatische leraren, als ze tot de ontdekking kwamen dat hun studenten hen daadwerkelijk als verlicht zagen. Je zou het in navolging van Freud ‘Spiritualüberschatzung’ kunnen noemen. In de biografie van Shunryu Suzuki lezen we over de ontgoocheling van de Amerikaanse studenten die naar Japan trokken en merkten dat hun gevierde leraar daar niet als een grote verlichte meester gezien werd, maar als een onbetekenende plattelandspriester, met als bijnaam ‘kromme komkommer’. De verbijstering was totaal toen Suzuki kort voor zijn dood transmissie gaf aan Richard Baker, die wel een goede organisator was, maar die niemand kon zien als ‘verlicht’.

Maar een echte leraar kan toch mijn blinde vlekken aanwijzen, zei mij iemand onlangs nog. Natuurlijk kan hij dat. Iedereen die andere blinde vlekken heeft dan ik, kan blinde vlekken bij mij zien, en omgekeerd. Gewoon omdat we vanuit een ander gezichtspunt kijken. Dat is altijd leerrijk. Maar het is een wederzijds en algemeen fenomeen en niet specifiek voor de relatie tussen leerling en leraar.

Als het geen kwestie van moeten is, wat is het dan wel? Het is een kwestie van verlangen. Verlangen heeft een slechte pers. We hebben meer vertrouwen in moeten dan in verlangen. Maar als ik met mensen praat over wat ze echt verlangen, diep in hun hart, komen we steeds uit bij menselijke goedheid en schoonheid.

Het verlangen om iets te leren maakt de leraar. Of het nu een verlangen is naar appeltaart of een spiritueel verlangen, het is het verlangen van de leerling die de leraar leraar maakt en niet een instituut of transmissie of een andere autoriteit.

Maar, wierp iemand op, niet iedereen kan zich toch ook niet zomaar arts noemen. Daar is toch een speciale erkenning voor vereist. Is dat voor een leraar dan ook niet zo? Het is een interessante vergelijking. Een arts heeft veel kennis en expertise nodig om bij voorbeeld het juiste antibioticum voor te schrijven. Dat is duidelijk. Maar is onze spirituele weg iets wat ons moet voorgeschreven worden, of is het een pad dat we zelf kiezen vanuit ons eigen verlangen?

Vaak beginnen mensen met meditatie of met een andere praktijk tijdens crisisperiodes in hun leven. Dan zijn we bijzonder kwetsbaar. Als we dan, diep en authentiek geraakt, de leraar gaan overschatten brengen we onszelf in gevaar. Als de leraar dan al onze twijfels en wat er nog overblijft van onze kritische blik en ons gezond verstand, gaat duiden als ‘vasthouden aan het ego’ of ‘nog niet tot volledige overgave kunnen komen’, is de vicieuze cirkel rond.

Ik heb meegemaakt dat iemand die de mindfulnesstraining gevolgd had, bij een boeddhistische leraar terecht kwam. De meditatiebeoefening had hem diep geraakt en hij wilde op die weg verder gaan. Daar kreeg hij te horen: ‘Dit gaat veel dieper dan mindfulness. Ik kan je helpen, maar je moet wel exact doen wat ik je zeg’. Na enkele moeilijke maanden veranderde die boodschap in: ‘Je hebt toch te veel psychologische blokkades. Je zult eerst in therapie moeten’. Kun je je voorstellen hoe je dan door de grond gaat? Misschien kun je je ook voorstellen hoe ik door de grond ging toen ik dit verhaal hoorde, zeker als je beseft dat mindfulness helemaal draait rond mildheid, respect en waardigheid.

In de brief van de vipassanaleraren wordt gesproken over een ethische code voor leraren. Dat is zonder twijfel van groot belang. Maar als we de leerling alleen maar als slachtoffer zien, lopen we het risico de leerling alweer te infantiliseren. Waarom geen gedragscode voor leerlingen? Code is hier zeker een verkeerd woord. Misschien beter aanwijzingen of richtlijnen of waarschuwingen. Hoe kunnen we de leerling helpen om, zeker in heel kwetsbare ogenblikken, weerbaar te blijven?

Daarom zou ik wat we hier besproken hebben, willen samenvatten in vier algemene aandachtspunten voor de leerling:
  1. Wees er van bewust dat religie/spiritualiteit een bijzonder kwetsbare materie is.
  2. Het is het verlangen van de leerling dat de leraar maakt en niet omgekeerd.
  3. Overschat de leraar niet, maar laat je ook niet tegenhouden om te leren van iemand die niet perfect is. 
  4. Hou ten allen tijde de verantwoordelijkheid voor je eigen autonomie en integriteit.
Ik ben er van overtuigd dat een bona fide leraar daar alleen maar blij mee kan zijn.

Bron: Leven in de maalstroom




maandag 25 mei 2015

5 WETENSCHAPPELIJKE REDENEN VOOR MINDFULNESS OP DE WERKVLOER

Mindfulness helpt om stress te verminderen, bewijst wetenschappelijk onderzoek. Vijf redenen voor mindfulness op de werkvloer.

Mindfulness-workshops veroveren steeds meer een plek op de werkvloer. Geen gek idee, gezien de heilzame werking tegen stress. Vijf recente wetenschappelijke onderzoeken over de kracht van mindfulness op rij.
 
1. REDUCTIE VAN STRESS MET 40%
Chronische stress op werk is op weinig plekken zo continu hoog als op een Intensive Care Unit. Daar moeten tenslotte snel beslissingen worden genomen die kunnen draaien om leven of dood. De ideale plek dus, zo meenden onderzoekers van het Ohio State University's Wexner Medical Center, om te testen of mindfulness een positief effect op stress kan hebben.

Uit het onderzoek, deze week gepubliceerd, bleek dat de stress van de medewerkers dankzij de mindfulness-trainingen na acht dagen al was gedaald met veertig procent. ‘Mensen die voortdurend aan chronische stress worden blootgesteld zijn vaak nerveus, geprikkeld, hebben moeite met slapen, wisselingen in hun eetlust, problemen met hun hartslag en hoge bloeddruk,’ zegt hoofdonderzoeker Anne-Marie Duchemin. ‘Helemaal kan werkgerelateerde stress niet worden geëlimineerd, maar, zo blijkt, we kunnen de effecten wel reduceren.’

2. EVEN GOED TEGEN DEPRESSIVITEIT ALS PILLEN
Een onderzoek dat vorige maand werd gepubliceerd bekeek hoe effectief mindfulness is vergeleken bij het nemen van antidepressiva tegen depressiviteit. Willem Kuyken, hoogleraar klinische psychologie, verbonden aan Oxford University, leidde het onderzoek. Het is de grootste studie tot op heden die het nemen van pillen versus mindfulness vergelijkt en het is voor het eerst dat het effect hiervan over twee jaar wordt bekeken.

Het onderzoek ging uit van het idee dat mensen met een geschiedenis van depressiviteit vatbaar zijn voor negatief denken. Dat negatieve denken gaat vaak gepaard met zich zorgen maken over problemen uit het verleden en terugkeren naar ongelukkige herinneringen. En deze manier van denken verhoogt weer het risico van volledig te vervallen in totale depressiviteit. Mindfulness helpt mensen om zich meer bewust te zijn van hun gedachten en gevoelens, en leert hen om afstand te nemen en hun - negatieve – gedachten vanuit een ander perspectief te bezien.

Aan het onderzoek deden 424 patiënten mee met een geschiedenis van drie of meer depressieve periodes. Ze slikten allemaal antidepressiva. De groep werd willekeurig in tweeën gedeeld, waarbij de helft doorging met het slikken van pillen gedurende twee jaar. De andere helft kreeg een mindfulnesscursus van acht weken waarbij ze daarnaast werden geholpen om van hun medicatie af te komen.

Hoewel de mindfulnesstraining niet beter bleek te werken dan de antidepressiva, was het resultaat van terugval bij beide groepen gedurende de 2 jaar wel vrijwel gelijk: 44 procent bij de mindfulnessgroep en 47 procent bij de pillenslikkers. De mindfulnesstraining leidde overigens wel tot een significant beter resultaat bij patiënten met een verleden van fysiek geweld. In hun geval was de terugval bij het slikken van antidepressiva 59 procent versus 47 procent bij mindfulnesstraining.

3. HELPT BIJ HET STOPPEN MET ROKEN
David Creswell, assistant professor psychologie aan de Carnegie Mellon University in Pittsburgh heeft zijn beroep gemaakt van het zich verdiepen in de heilzame effecten van mindfulness. Zo ontdekte hij onder meer dat mindfulness kan helpen bij het verminderen van het verlangen naar eensigaret bij mensen die proberen te stoppen met roken. De signalen die in het brein aanzetten tot het hunkeren naar een sigaret worden namelijk tijdens de mindfulnesstrainingen in feite ‘ontkoppeld’ en weg is de zucht naar een sigaret.

4. BESCHERMT TEGEN ALLERLEI ZIEKTES
Diezelfde Creswell besloot eens te gaan bekijken waarom mindfulness nu eigenlijk precies zo’n geweldig effect heeft op onze gezondheid en hoe het onze stressniveaus naar beneden haalt. Volgens het meest recente onderzoek van Creswell en Emily Lindsay beschermt mindfulness mensen van stress op dezelfde manier als een pijnstiller onplezierige gevoelens weet te dempen. Maar in plaats van mensen te verdoven, helpt mindfulness mensen juist beter op te merken wat er met hun gebeurt en dit te accepteren. Hierdoor weten ze stress beter te voorkomen. Ze beschermen zich zo beter tegen allerlei ziekten , waaronder bijvoorbeeld mogelijke hartproblemen of hoge bloeddruk.

5. MINDER GEPIEKER
Heel wat onderzoekers hebben geprobeerd uit te zoeken hoe en waarom we ons toch zo’n zorgen maken over van alles en nog wat. Een van de meest effectieve technieken om al dat gepieker tegen te gaan blijkt mindfulness. Onderzoekers Dawn Querstret en hoogleraar Mark Cropley van de University of Surrey vergeleken 19 studies en kwamen tot de conclusie dat mindfulnesstrainingen, zowel persoonlijk gegeven als online, succesvol zijn in het terugbrengen van al die zorgen die ons teisteren en die op hun beurt weer leiden tot stress. De formule zit ‘m volgens hen in mensen aan te sporen om hun manier van denken te veranderen en zich los te maken, met behulp van mindfulnesstechnieken, van hun emotionele reactie ten aanzien van hun zorgen.


www.mt.nl/






zondag 24 mei 2015

MUSHIN

Mushin is de essentie van Zen en Budo.Mushin' betekent letterlijk 'geen geest' of 'geest zonder geest', wat neerkomt op 'geest zonder (bewuste) gedachte'. In het westen werden gedachten lange tijd vrijwel op één lijn gesteld met bewustzijn. Onbekend met zen, budô en oosterse filosofie beschouwden de westerse filosofen een toestand waarin geen gedachten meer bestaan als onmogelijk. Later kwam de erkenning van het bestaan van zoiets als een onderbewuste, maar waar de gedachten ophouden houdt alles op, was de westerse visie.

De oosterse filosofie, en vooral Zen, heeft gedachten en bewustzijn van elkaar losgekoppeld, Zen leraren hielden zich niet zo zeer bezig met het intellectueel verklaren van mushin, Vanuit Zen oogpunt is het ervaren ervan de enige manier om mushin echt te begrijpen. Muramatsu Hideo noemt mushin "een soort van hypnosetoestand" een toestand die op het moment zelf ongrijpbaar is. Op het moment dat men zich probeert te realiseren of men mushin heeft bereikt of niet, is het moment al voorbij. Het zich afvragen 'is dit mushin?' of zich realiseren 'dit is mushin!' is op zich al een gedachte en de staat van mushin is daarmee voorbij.

Mushin is geen staat die gemakkelijk kan worden opgeroepen: hoe harder je probeert niet te denken, hoe meer de gedachte daaraan je zal bezig houden. Het is iets wat gewoon gebeurt; je als het ware 'overkomt'. Als je er niet aan denkt zal mushin op een gegeven moment als vanzelf komen. Het is de staat waarin de geest vrij is van ego-gerelateerde (bewuste) gedachten.

Mushin komt vaker voor dan je misschien zou verwachten. Iedereen maakt het weleens mee in het dagelijks leven: Op het moment dat je 'helemaal ergens in op gaat'; 'helemaal de tijd vergeet' of 'jezelf verliest in een mooi boek, een spannende film of een fijne bezigheid'. Als daarentegen in Zen of in ons dagelijkse leven, het handelen of de impuls daartoe zich uitdrukt of tot stand komt in een bewuste gedachte, dan is dat niet langeris mushin of Zen.

Mushin is de staat van pure pure mentale helderheid of focus, teweeggebracht door de afwezigheid van het ego of het (beperkende) zelf. Mushin betekent echter weer niet een "leeggemaakte" geest in de zin van een lege huls of het stopzetten van gedachten. Integendeel, het is de staat waarin de geest volledig "open" is in volkomen vrije, onbeperkte en niet (ver)oordelende aandacht.

"Mu" of "leegte" in Mushin verwijst naar een lege geest in in de zin van afwezigheid van afleiding zoals conditionering, preocupaties, drijfveren, meningen, angsten, zorgen enz,

Het begrip Mushin is zo'n beetje hetzefde als wat bedoeld wordt met de Japanese metafoor "mizu no kokoro" ofwel "geest als water." deze mentale houding verwijst naar een geest in totale harmonie met de cosmos; zoals een volledig kalme en stille vijver, waarvan in het spiegelgladde oppervlak, een perfect scherp en  helder beeld wordt gereflecteerd.

Mushin kan door het intellect niet goed worden uitgelegd of begrepen; het moet ervaren worden. De Mushin geest heeft geen Ego en is ongrijpbaar. het is pure verlichting en volkomen zelfrealisatie.

Om mushin te bereiken als staat van zijn kost veelal jaren van meditatie en oefening, maar komt vanzelf op het moment dat de geest vrij is van boosheid, angst, streven, oordelen en ego.

Bronnen:
http://www.house-aruba.com/tomo/pedia/index.php/Mushin
http://zen-buddhism.net/zen-concepts/mushin.html?headerbar=2





donderdag 14 mei 2015

Dzogchen

Dzogchen is onze ware natuur of werkelijke gesteldheid, onze oorspronkelijke staat voorbij concepten. Het doel van het Dzogchen onderricht is ons tot deze staat te introduceren, zodat wij deze oorspronkelijke staat in onszelf kunnen ontdekken. Daarna helpt het Dzogchen onderricht onze twijfel te overwinnen en uiteindelijk de oorspronkelijke staat in al ons handelen, voelen en denken te integreren. De volledige integratie is verlichting.

Onze oorspronkelijke staat is vrij van alle beperkingen en conditionering. Het woord Dzogchen betekent "totale volmaaktheid" en verwijst naar een volmaaktheid voorbij dualisme. Dzogchen is geen traditie of religie, maar gaat rechtstreeks naar de essentie.

Het Dzogchen onderricht zoals wij dat nu kennen is afkomstig uit het Tibetaans boeddhisme. Chögyal Namkhai Norbu is een traditioneel opgeleide Tibetaanse leraar die al sinds de jaren 70 van de vorige eeuw het Dzogchen onderricht in het Westen doorgeeft. De Dzogchen Community is de gemeenschap van zijn studenten.

Dzogchen is bijzonder geschikt voor een westerse levensstijl, omdat het goed in onze drukke levens kan worden geïntegreerd. Al onze bezigheden worden Dzogchen beoefening door het onderricht toe te passen.

Dzogchen, ook Atiyoga genoemd, is een stroming in het Tibetaans boeddhisme. De naam is een samenvoeging van "Dzogpa Chenpo" ("Grote Perfectie"). In het westen wordt het vaak met de laatste benaming aangeduid. De opvatting in dzogchen is dat Verlichting niet buiten een persoon zelf gezocht hoeft te worden, maar onmiddellijk aanwezig kan zijn in de pure, oorspronkelijke natuur van de geest, het bewustzijn.

In de klassieke traditie werd dzogchen als een onderdeel binnen Atiyoga gezien. In de huidige traditie vallen deze twee begrippen samen.

Essentie
In de dzogchen wordt de geest, het bewustzijn omschreven als het oerbegrip, een aanwezigheid die er altijd is geweest. Het wordt gekarakteriseerd door kwaliteiten als bijvoorbeeld spontaniteit, helderheid, volledige vrijheid, oorspronkelijke puurheid en waarachtigheid en intrinsiek bewustzijn. De ware natuur van de geest, het bewustzijn is niet toegankelijk via logische analyse. De geest creëert de verschijningen in de wereld, de plaats van het menselijk lijden. Al deze verschijningen worden echter geacht illusoir te zijn. De onwetende geest gaat ervan uit, dat zijn creaties (de verschijningen) echter in de realiteit bestaan en is onwetend van zijn ware natuur van oorspronkelijke puurheid en waarachtigheid. De techniek om door te dringen tot de oorspronkelijke waarachtigheid is om de juiste activiteiten te ondernemen, die er op gericht zijn een aantal obstakels te verwijderen. Hierna zal de geest, het bewustzijn alle valse gedachten en ervaringen weten te elimineren en zijn eigen ware natuur weten te herkennen.

Historische context
De eerste keer dat het woord dzogchen in de literatuur aangetroffen wordt is in de Guhyagarbha tantra, een tekst waarvan verondersteld wordt, dat die in de achtste eeuw al een zekere circulatie in India had. De term wordt dan gebruikt in de context van het verkrijgen van inzicht tijdens de praktijk van seksuele yoga-technieken. Onderzoek wijst echter in de richting dat deze tantra nauwelijks betekenis heeft gehad in het ontstaan van de eerste noties omtrent dzogchen in Tibet.

De oorsprong van de dzogchen in Tibet is ook in het vakgebied onderwerp geweest van hevig debat. Er is echter onder hedendaagse experts nu wel de overheersende mening dat de Indiase wortels van de dzogchen zo niet geheel afwezig dan toch zeer bescheiden van aard zijn.

Het ontstaan van de dzogchen wordt gezocht in de periode tussen de val van het Tibetaanse rijk in het midden van de negende eeuw en de tweede introductie van het boeddhisme in Tibet vanaf het eind van de tiende eeuw. In die periode verdween het boeddhisme in zijn georganiseerde en monastieke vorm uit Centraal-Tibet. Het boeddhisme verdwijnt echter niet geheel. Het wordt vooral in een tantrische vorm levend gehouden door ngagpa's, een soort lekenpriesters, waaruit later de nyingmatraditie zal ontstaan. Zij bekommerden zich op het niveau van dorpsgemeenschappen voor dagelijkse noden door divinatie, medische praktijken en de verstandhouding met de godenwereld.

De verschillende verschijningen zijn non-duaal van aardSommige familieclans van de ngagpa 's, waarvan die van de Zur de bekendste is, combineerden hun rituele technieken met een vorm van filosofische opvattingen met een vaak hoogst onconventionele moraal gebaseerd op meditatieve ervaringen. Dat leidde tot teksten, waarvan de oudste gevonden zijn onder de manuscripten van Dunhuang. Een daarvan is De koekoek van bewustwording , een tekst uit de tiende eeuw. Net als andere oudere dzogchenteksten betreft het korte instructies zonder dat ze ook maar enige uitwerking hebben.

De wijze van alle zaken kent geen conceptualisering maar manifesteert zich in verschillende vormen: Die zijn alle goed.
Omdat alles al gedaan is
Geef de kwaal van het steeds maar zoeken op
En blijf waar je bent zonder enige moeite te doen

Dit soort teksten bleef in die periode een kader voor meditatie en studie en gaat uit van de opvatting, dat Verlichting niet gevonden kan worden buiten de persoon zelf, maar onmiddellijk aanwezig is in de eigen ware en pure natuurlijke geest.

Veronderstelde relatie met Chinees chanboeddhisme
Er is tot in deze eeuw in het wetenschappelijk circuit een debat geweest over de veronderstelde invloed van het Chinese chanboeddhisme op de ontwikkeling van de dzogchen. Ook chan had een onconventionele moraal. Chan leraren karakteriseerden de dualiteit tussen deugdzaam en niet-deugdzaam, alsmede iedere vorm van tekstanalyse als een van de aspecten die het bereiken van echte wijsheid juist belemmerde. Ook Chan had het standpunt dat Verlichting onmiddellijk kon zijn.

Bronnen: